Globalisering
Twee definities
Het woord globalisering heeft een dubbele betekenis.
Enerzijds gaat het om het overwinnen van de nationale economieën door de wereldeconomie. Hierop is eigenlijk niets aan te merken. In de praktijk draait het echter uit op de ondergang van zwakkere economieën door de sterkeren, waarmee in feite het oude nationalisme onder een andere naam voortgezet wordt.
Anderzijds betekent globalisering ook de economisering van de wereld – de wereld als economisch produkt. De wereld is tot economie geworden.
Beide fenomenen hebben de laatste jaren een sterke protestbeweging opgeroepen.
Actuele beschouwing
Tamelijk onverwacht lukte het een internationale protestbeweging in 1999 in Seattle om een WTO-bijeenkomst te doen mislukken. Sindsdien trekken deze tegenstanders van globalisering altijd weer de aandacht met hun streven om de aandacht van de publieke opinie te vestigen op internationale economische bijeenkomsten, hetgeen hen in toenemende mate gelukt is. De media zijn natuurlijk – zoals altijd- gefixeerd op straatgevechten. Op zijn tijd laten ze echter ook – ondanks hun afhankelijkheid van de grote ondernemingen- wat meer bedachtzame demonstranten aan het woord.
Slechts zelden wordt echter duidelijk dat niet zozeer de wereldeconomie zelf, alswel de economische overmacht van de industrielanden en het primaat van de economie bekritiseerd worden.
Na het neerschieten van een demonstrant in Genua in de zomer van 2001 kon gevreesd worden voor een afglijden van een deel van de protestbeweging in terrorisme. Dit is gelukkig uitgebleven. Het zou de beweging net zo veel schade toebrengen zoals ooit de toevlucht tot geweld van enkelen het anarchisme blijvend in diskrediet heeft gebracht.
Globalisering en sociale driegeleding
De zin van een wereldeconomie ligt in de daardoor mogelijk gemaakte wederzijdse hulp. Vanuit het gezichtspunt van de driegeleding kan de globalisering in de zin van een wereldwijd economisch netwerk daarom alleen maar toegejuicht worden. Opdat echter sterkere economieën niet bevoordeeld worden, moet het mogelijk zijn beschermingsmaatregelen te treffen – bijvoorbeeld ten gunste van ontwikkelingslanden. Dit is echter geen staatsopgave, maar een taak die de wereldeconomie zichzelf dient te stellen en die niet verwissseld mag worden met vrijhandel – zoals vandaag de dag gebruikelijk is. Zij dient zichzelf vorm te geven, in plaats van het over te laten aan het toeval van de marktwerking.
Geliefd idee onder anti-globalisten is de zgn. ‘Tobin Tax’; het voorstel om valutatransacties te belasten en de opbrengst te gebruiken voor ontwikkelingshulp. Een tamelijk onvruchtbaar voorstel, dat hopelijk snel door andere en betere alternatieven vervangen wordt. De Tobin Tax is enkel een vorm van symptoombestrijding.
Zinvoller is bijvoorbeeld het afzien van elke vorm van inkomstenbelasting ten behoeve van een enkele uitgavenbelasting met een eenduidige, gestaffelde tariefstructuur. Belastingwetten zijn daardoor niet meer van invloed op de exportprijzen, aangezien enkel nog de geïmporteerde goederen en produkten voor de thuismarkt belast worden. Hetzelfde principe dient natuurlijk toegepast te worden ten aanzien van de belastingen voor sociale voorzieningen. Het doet dan niet meer ter zake om het sociale raamwerk af te willen breken om een betere internationale concurrentiepositie te kunnen bemachtigen, aangezien een structuur op basis van een uitgavenbelasting zich neutraal verhoudt ten opzichte van de wereldeconomie. Inkomstenbelastingen doen het daarentegen voorkomen - met name in de ontwikkelingslanden- alsof sociale voorzieningen een luxe zijn die men zich niet meer kan veroorloven, zodra men erop aangewezen is om te exporteren om aan vreemde valuta te komen.
De uitgavenbelasting laat zich natuurlijk niet in een éénpuntsprogramma samenvatten. Het werken in de richting moet echter duidelijk zijn: de staat is geen koopwaar.
Dit punt gaat de critici van de globalisering zeer ter harte en ze nemen de staat dan ook tegen de economie in bescherming. De globalisering in de zin van eenzijdige economisering bedreigd echter niet alleen de staat, maar ook het geestesleven. Ook dit dreigt gereduceerd te worden tot een economisch produkt. Het is met name de bedoeling dat de gezondheidszorg en het onderwijs in de komende jaren geliberaliseerd worden. Dit zal voor deze sectoren een dubbele bevoogding betekenen; niet enkel van staatswege, maar ook nog eens kort gehouden worden vanuit puur economische gezichtspunten.
De verdediging van de huidige status quo inzake de vergaande staatsinvloed op het geestesleven, zoals deze zo vaak door vakbonden wordt bedreven, is echter geen oplossing. In dit opzicht is bij vele antiglobalisten helaas sprake van een ernstige misvatting. Een verlamd geestesleven kan niemand zich op den duur veroorloven – met de beste wil ter wereld niet. Hier is geen enkele andere weg dan die van een grondige hervorming, waarbij het gangbare dualistische wereldbeeld dat enkel een staats- en economisch leven onderkent, vervangen wordt door een driegelede benadering, die de zogenaamde 'civil society'als kiemcel voor een zelfstandig geestesleven opvat en daar ook naar handelt.
Iedere antiglobalist zou ook nog een tegenstander moeten zijn van de staat in de hier bedoelde zin. De geest is geen paragraaf.
Door Sylvain Coiplet
Vertaling EC Bakker
|